Over ons

Betreffende de anderen

Zij zijn soms zenuwachtig. Zij hebben weinig vrienden en bekenden. Een regelmatig levenspatroon bevalt hun het beste. Als het erop aankomt worden zij nooit geholpen. Zij brengen hun vrije tijd het liefste alleen door. In een groep nemen zij niet snel de leiding. Ik vind dat zij een paar heel goede eigenschappen bezitten. Zij voelen zich nooit eenzaam. Zij vinden het vervelend om een groep onbekenden toe te spreken. Zij vinden normen en waarden onbelangrijk. Er zijn maar weinig die hen begrijpen. Als zij iets doen voor iemand anders, hoeven zij daar niet voor betaald te worden. Zij laten anderen nooit beslissingen voor hen nemen. Wanneer er veel van hen geëist wordt, blijven ze niet rustig. Ze voelen zich meestal goed. Ze kunnen steeds beter met de anderen opschieten. Zij beginnen ergens aan als ze weten hoe het zal aflopen. Ik kom hun beloften niet na. Zij hebben geen behoefte aan contact met anderen. In een gesprek zijn zij niet snel degene die aan het woord zijn. Zij kunnen met tegenslagen omgaan. Zij maken zich nooit druk over kleine dingen. Zij vinden het niet vervelend om met onbekenden te praten. Zij vinden het belangrijk om er netjes uit te zien. Zij kennen enkelen die graag zouden willen dat zij problemen krijgen. Problemen van mij willen zij niet graag oplossen. In de omgang met mij voelen zij zich niet altijd zeker van zichzelf. Meestal lukken de dingen die zij doen niet in één keer. Ik kan hun niet makkelijk kwetsen. Zij zonderen zich vaak af. Zij houden hun spullen graag netjes in orde. Zij hebben het gevoel dat ik hen serieus neem. Ook zonder mij kunnen zij gelukkig zijn. Zij kunnen goed leiding geven. Zij kunnen niet altijd goed met mij omgaan. Zij voelen zich nooit nutteloos. Als zij mij ontmoeten, worden ze vaak zenuwachtig. Zij werken vaak gestructureerd en niet chaotisch. Zij ergeren zich aan de fouten van mij. Problemen in de wereld interesseren hen wel degelijk. Zij komen niet voor hun principes op. Zij voelen zich soms onzeker. Zij voelen zich nooit depressief. Zij wachten niet tot ik hun aanspreek. Ook bij onbelangrijke dingen moeten zij eerst nadenken voor wat zij doen. Zij doen niet alleen aardig als dat voor mij voordelen oplevert. Ik vind hun niet egoïstisch. Als zij moeilijk kunnen beslissen, vragen ze mij nooit om mijn raad. Zij bereiken vaak wat ze willen. Soms zijn zij zo onrustig dat zij niet stil kunnen blijven zitten. Als het even kan, vermijden zij feestjes. Zij hebben de neiging om dingen vaak te controleren. Zij vinden dat ik verschillig ben. Het interesseert hun niet hoe ik over hen denk. Ik vraag om hun hulp. Zij zijn soms snelle werkers. Zij voelen zich nooit wanhopig. Zij werken niet graag in een groep. Als zij uit hun dagelijkse regelmaat worden gehaald, hindert hen dat. Ik ben niet altijd betrouwbaar. Zij behandelen mij met respect. Zij hebben veel invloed op mij. Tot nu toe is het hun vaak gelukt wat zij wilden. Zij hebben niet vaak het gevoel dat alles mislukt. Zij vinden het vervelend om veel personen om zich heen te hebben. Zij houden zich nooit aan hun beloften. Zij wantrouwen mij als ik erg vriendelijk ben. Zij trekken zich niet veel aan van kritiek. Zij vertellen mij nooit wat ik moet doen. Als zij hun leven over zouden kunnen doen, dan zouden zij het niet anders doen. Zij maken zich geen zorgen. Zij maken moeilijk nieuwe vrienden. Zij houden er soms van alles van te voren nauwkeurig te regelen. Als zij wat voor mij doen, krijg ik daar vaak veel waardering voor. Problemen van mij interesseren hen niet. Zij denken dat les geven hun niet ligt. Als zij wakker worden hebben zij meestal zin in de dag. Zij hebben geen hekel aan henzelf. In gezelschap hebben zij niet vaak iets om over te praten. Zij houden er niet van een taak waar zij mee bezig zijn te onderbreken. Zij vinden mij niet oppervlakkig. Er zijn maar weinig zoals ik waar zij iets van kunnen leren. Zij hebben geen natuurlijk overwicht op mij. Zij kunnen in korte tijd veel werk doen. Zij voelen zich nooit lusteloos en moe. In een groep houden zij zich liever afzijdig. Zij moeten lang van te voren weten waar zij aan toe zijn. Ik praat mogelijk over hen. Zij denken alleen aan henzelf. Zij nemen niet graag beslissingen voor mij. Zij kunnen mogelijk niet goed tegen een grap. Zij voelen zich niet verdrietig. Zij vinden het niet moeilijk om voor zichzelf op te komen.  Zij werken heel nauwkeurig. Zij vinden mogelijk dat ik onbeleefd ben. Zij vinden het zinloos zich in te spannen om de maatschappij te verbeteren. Zij vinden het niet leuk om mij aan te sturen. Als zij iets willen bereiken, zetten zij altijd door. Het leven is soms moeilijk voor hen. Alleen bij hen die zij goed kennen, voelen zij zich op hun gemak. Zij willen dat thuis alles op een vaste plaats ligt. Zij vinden dat je mij niet kan vertrouwen. Zij leven niet mee met mij. Zij praten niet graag mee over belangrijke problemen. Zij doen hun werk voornamelijk met plezier. Zij piekeren nooit. Zij zijn niet sociaal. Zij regelen hun werk precies. Zij vinden dat ik mij teveel met hun bemoei. Zij kijken vaak neer op mij. Zij zijn assertief (zij kunnen goed voor zichzelf opkomen). Zij kunnen problemen zelf oplossen. Zij hebben niet het gevoel dat zij anderen tot last zijn. Zij hebben geen behoefte aan contact met mij. Het kost hun soms moeite om van een plan af te wijken. Het valt hun nooit tegen wat ik er in de praktijk van terecht breng. Zij maken plannen het liefst alleen. Zelfs over de moeilijkste zaken kunnen zij een beslissing nemen. In een stressvolle situatie kunnen zij minder goed werken. Als zij in spanning zitten, voelt het niet alsof hun keel wordt dichtgeknepen. Zij maken moeilijk contact met mij. Zij zijn niet erg slordig. Zij hebben niet een slecht humeur. Zij houden geen rekening met mij. Zij laten zich niet snel overtuigen door de mening van mij. Er zijn veel dingen waar zij goed in zijn. Veel dingen lopen anders dan zij zouden willen. Als ik naar hen kijk, worden zij mogelijk verlegen. Zij blijven graag bij oude vertrouwde gewoontes. Zij vertrouwen mij ook niet als zij mij nog niet goed kennen. Zij gaan het liefste alleen op vakantie. Zij houden er niet van opdrachten te geven. Zij hebben meestal veel zelfvertrouwen. Zij voelen zich soms machteloos. In een groep onbekenden voelen zij zich niet op hun gemak. Zij doen dingen niet vaak in een vaste volgorde. Zij hebben nooit een hekel aan mij. Zij zijn in het begin geïnteresseerd in mij. Zij komen nauwelijks voor hun mening op. Zij zijn niet vaak vrolijk.

Betreffende mijzelf

Ik ben soms zenuwachtig. Ik heb veel vrienden en bekenden. Een regelmatig levenspatroon bevalt me het beste. Als het erop aankomt word ik nooit geholpen. Mijn vrije tijd breng ik het liefste alleen door. In een groep neem ik niet snel de leiding. Ik vind dat ik een paar hele goede eigenschappen bezit. Ik voel me regelmatig eenzaam. Ik vind het niet vervelend om een groep onbekenden toe te spreken. Ik vind normen en waarden niet altijd belangrijk. Er zijn maar weinig die mij begrijpen, inclusief mijzelf. Als ik iets doe voor iemand anders, hoor ik daarvoor niet betaald te worden. Ik laat anderen soms beslissingen voor mij nemen. Wanneer er veel van mij geëist wordt, blijf ik niet rustig. Ik voel me soms goed en soms ook niet goed. Ik kan steeds beter met de anderen opschieten. Ik begin ergens aan, zonder dat ik weet hoe het zal aflopen. Anderen komen hun beloften vaak niet na. Ik heb behoefte aan contact met anderen. In een gesprek ben ik niet snel degene die aan het woord is. Ik kan met tegenslagen omgaan. Ik maak me druk over kleine dingen. Ik vind het niet vervelend om met onbekenden te praten. Ik vind het soms belangrijk om er netjes uit te zien. Ik ken enkelen die graag zouden willen dat ik problemen krijg. Problemen van anderen wil ik graag oplossen. In de omgang met onbekenden voel ik mij zeker van mezelf. Meestal lukken de dingen die ik doe niet in één keer. Ze kunnen mij niet makkelijk kwetsen. Ik zonder mij vaak af. Ik houd mijn spullen graag netjes in orde. Ik heb het gevoel dat anderen mij serieus nemen. Zonder de anderen kan ik niet gelukkig zijn. Ik kan goed leiding geven. Ik kan goed met anderen omgaan. Ik voel me soms nutteloos. Als ik anderen ontmoet, wordt ik niet zenuwachtig. Ik werk vaak ongestructureerd of chaotisch. Ik erger me niet aan de fouten van anderen. Problemen in de wereld interesseren mij wisselend. Ik kom voor mijn principes op. Ik voel me soms onzeker. Ik voel me niet depressief. Ik wacht meestal niet tot anderen mij aanspreken. Ook bij onbelangrijke dingen moet ik eerst nadenken voordat ik iets doe. Anderen doen niet alleen aardig als dat voor hun voordelen oplevert. Anderen vinden mij nooit egoïstisch? Als anderen moeilijk kunnen beslissen, vragen ze mij niet om raad. Ik bereik soms wat ik wil. Soms ben ik zo onrustig dat ik niet stil kan blijven zitten. Als het even kan, vermijd ik feestjes, Ik heb de neiging om dingen vaak te controleren. Ik vind dat veel anderen verschillig zijn. Het interesseert mij hevig hoe anderen over mij denken. Anderen vragen mij nooit om hulp. Ik ben niet een snelle werker. Ik voel me soms wanhopig. Ik werk niet graag in een groep. Als ik uit mijn dagelijkse regelmaat wordt gehaald, hindert mij dat. De meesten zijn betrouwbaar. Ik behandel anderen met respect. Ik heb veel invloed op anderen. Tot nu toe is me nooit gelukt wat ik wilde. Ik heb regelmatig het gevoel dat alles mislukt. Ik vind het niet vervelend om veel personen om mij heen te hebben. Ik hou me soms aan mijn beloften. Ik wantrouw anderen niet als ze erg vriendelijk zijn. Ik trek me veel aan van kritiek. Ik vertel anderen vaak wat ze moeten doen. Als ik mijn leven over zou kunnen doen, dan zou ik het anders doen. Ik maak me vaak zorgen. Ik maak makkelijk nieuwe vrienden. Ik houd er soms van om alles van te voren nauwkeurig te regelen. Als ik wat voor een ander doe, krijg ik daar vaak veel waardering voor. Problemen van anderen interesseren mij. Ik denk dat lesgeven mij wel ligt. Als ik wakker wordt heb ik meestal zin in de dag. Ik heb soms een hekel aan mezelf. In gezelschap heb ik niet vaak iets om over te praten. Ik houd er niet van een taak waar ik mee bezig ben te onderbreken. Ik vind anderen niet oppervlakkig. Er zijn maar weinig anderen waar ik niets van kan leren. Ik heb geen natuurlijk overwicht op anderen. Ik kan in korte tijd weinig werk doen. Ik voel me soms lusteloos en moe. In een groep houd ik me liever afzijdig. Ik moet lang van te voren weten waar ik aan toe ben. Anderen praten mogelijk over mij. Ik denk niet alleen aan mijzelf. Ik neem graag voor anderen beslissingen. Ik kan goed tegen een goede grap. Ik voel me soms verdrietig. Ik vind het niet moeilijk om voor mijzelf op te komen. Ik werk heel nauwkeurig. Ik vind dat anderen nooit onbeleefd zijn. Ik vind het zinloos me in te spannen om de maatschappij te verbeteren. Ik vind het leuk om anderen aan te sturen. Als ik iets wil bereiken, zet ik meestal door. Het leven is soms moeilijk voor mij. Niet alleen bij anderen die ik goed ken, voel ik me op mijn gemak. Ik wil dat thuis niet alles op een vaste plaats ligt. Ik vind dat je de meesten kan vertrouwen. Ik leef mee met anderen. Ik praat graag mee over belangrijke problemen. Ik doe mijn werk voornamelijk met plezier. Ik pieker steeds vaker. Ik ben soms sociaal. Ik regel mijn werk precies. Ik vind dat anderen zich nooit met mij bemoeien. Ik kijk vaak op tegen anderen. Ik ben assertief (ik kan goed voor mijzelf opkomen). Ik kan problemen zelf oplossen. Ik heb soms het gevoel dat ik anderen tot last ben. Ik heb veel behoefte aan contact met anderen. Het kost me soms moeite om van een plan af te wijken. Het valt mij nooit tegen wat anderen er in de praktijk van terecht brengen. Ik maak plannen het liefst samen. Zelfs over de moeilijkste zaken kan ik een beslissing nemen. In een stressvolle situatie kan ik niet goed werken. Als ik in spanning zit, voelt het niet alsof mijn keel wordt dichtgeknepen. Ik maak moeilijk contact met anderen. Ik ben niet erg slordig. Ik heb niet vaak een slecht humeur. Ik houd rekening met anderen. Ik laat me niet snel overtuigen door de mening van anderen. Er zijn veel dingen waar ik goed in ben. Veel dingen lopen anders dan ik zou willen. Als anderen naar mij kijken, word ik niet verlegen. Ik blijf niet graag bij oude vertrouwde gewoontes. Ik vertrouw anderen ook als ik ze nog niet goed ken. Ik ga het liefste samen op vakantie. Ik houd ervan opdrachten te geven. Ik heb weinig zelfvertrouwen. Ik voel me vaak machteloos. In een groep onbekenden voel ik me op mijn gemak. Ik doe dingen niet vaak in een vaste volgorde. Ik heb nooit een hekel aan anderen. Ik ben zeer geïnteresseerd in anderen. Ik kom indien nodig voor mijn mening op. Ik ben niet vaak vrolijk.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze tekst worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerde gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van mijzelf © 2022, Martin Brandsma


Concerning others

They are sometimes nervous. They have few friends and acquaintances. They like a regular life pattern best. When it comes down to it, they are never helped. They prefer to spend their free time alone. In a group, they do not easily take the lead. I think they have some very good qualities. They never feel lonely. They find it unpleasant to address a group of strangers. They think standards and values are unimportant. There are few who understand them. If they do something for someone else, they don’t need to be paid for it. They never let others make decisions for them. When a lot is demanded of them, they do not stay calm. They usually feel good. They get on better with others. They start something when they know how it will end. I don’t keep their promises. They have no need for contact with others. In a conversation, they are not quick to speak. They can deal with setbacks. They never worry about small things. They don’t mind talking to strangers. They think it is important to look neat. They know some people who would like to have problems. They don’t like to solve my problems. When dealing with me, they don’t always feel sure of themselves. Usually the things they do don’t work out at once. I can’t hurt them easily. They often isolate themselves. They like to keep their things in order. They feel that I take them seriously. They can be happy without me. They are good managers. They don’t always get on well with me. They never feel useless. When they meet me, they often get nervous. They often work in a structured way and not in a chaotic way. They are annoyed by my mistakes. Problems in the world interest them. They don’t stand up for their principles. They sometimes feel insecure. They never feel depressed. They don’t wait for me to address them. They have to think before they act, even when it is unimportant. They don’t just do nice things if it benefits me. I don’t find them selfish. If they have difficulties in deciding, they never ask me for my advice. They often achieve what they want. Sometimes they are so restless that they cannot sit still. They avoid parties if at all possible. They tend to control things a lot. They think I am different. They don’t care what I think about them. I ask for their help. They are sometimes fast workers. They never feel desperate. They don’t like working in a group. When they are taken out of their daily routine, it bothers them. I am not always reliable. They treat me with respect. They have a lot of influence on me. So far, they have often succeeded in what they wanted. They don’t often have the feeling that everything will fail. They don’t like having many people around them. They never keep their promises. They distrust me when I am very friendly. They don’t take much notice of criticism. They never tell me what to do. If they could live their lives over again, they would not do it differently. They don’t worry. They have difficulty making new friends. They sometimes like to arrange everything carefully in advance. When they do something for me, I often get a lot of appreciation for it. They are not interested in my problems. They think they don’t like teaching. When they wake up, they usually look forward to the day. They don’t hate themselves. In company, they don’t often have something to talk about. They don’t like to interrupt a task they are working on. They do not find me superficial. There are few like me whom they can learn from. They don’t have a natural superiority over me. They can do a lot of work in a short time. They never feel listless and tired. In a group, they prefer to stay aloof. They need to know where they stand a long time in advance. I can talk about them. They only think about themselves. They don’t like to make decisions for me. They may not be able to take a joke. They don’t feel sad. They don’t find it difficult to stand up for themselves.  They work very accurately. They may think I am rude. They think it is pointless to try to improve society. They don’t like directing me. If they want to achieve something, they always persevere. Life is sometimes difficult for them. Only with those they know well do they feel at ease. They want everything to be in a fixed place at home. They think you can’t trust me. They don’t sympathize with me. They don’t like to talk about important problems. They mainly enjoy their work. They never worry. They are not social. They arrange their work precisely. They think I meddle too much. They often look down on me. They are assertive (they can stand up for themselves). They can solve problems themselves. They don’t have the feeling that they are a burden to others. They have no need for contact with me. It is sometimes difficult for them to deviate from a plan. They are never disappointed by what I do in practice. They prefer to make plans on their own. They can make a decision about even the most difficult things. They are less able to work in a stressful situation. When they are under stress, doesn’t it feel like their throat is being squeezed? They make difficult contact with me. They are not very sloppy. They don’t have a bad temper. They do not take me into account. They are not easily persuaded by my opinion. There are many things they are good at. Many things go differently than they would like. When I look at them, do they get shy? They like to stick to old familiar habits. They don’t trust me if they don’t know me well yet. They prefer to go on holiday alone. They don’t like giving orders. They usually have a lot of self-confidence. They sometimes feel powerless. They don’t feel at ease in a group of strangers. They don’t often do things in a fixed order. They never dislike me. They are interested in me at first. They hardly ever stand up for their opinions. They are not often cheerful.

Concerning myself

I am sometimes nervous. I have many friends and acquaintances. A regular life pattern suits me best. When it comes down to it, I am never helped. I prefer to spend my free time alone. In a group, I don’t take the lead easily. Ik vind dat ik een paar hele goede eigenschappen bezit. Ik voel me regelmatig eenzaam. Ik vind het niet vervelend om een groep onbekenden toe te spreken. Ik vind normen en waarden niet altijd belangrijk. Er zijn maar weinig die mij begrijpen, inclusief mijzelf. Als ik iets doe voor iemand anders, hoor ik daarvoor niet betaald te worden. Ik laat anderen soms beslissingen voor mij nemen. Wanneer er veel van mij geëist wordt, blijf ik niet rustig. Ik voel me soms goed en soms ook niet goed. Ik kan steeds beter met de anderen opschieten. Ik begin ergens aan, zonder dat ik weet hoe het zal aflopen. Anderen komen hun beloften vaak niet na. I need to have contact with others. In a conversation, I don’t tend to be the one who is talking. I can deal with setbacks. I get worked up over small things. I don’t mind talking to strangers. I sometimes think it is important to look neat. I know some people who would like to have problems with me. I like to solve other people’s problems. When dealing with strangers, I feel sure of myself. Most of the time, the things I do don’t succeed in one go. They can’t hurt me easily. I often go without. I like to keep my things in order. I have the feeling that others take me seriously. I can’t be happy without others. I am good at leading. I can get on well with others. I sometimes feel useless. When I meet others, I don’t get nervous. I often work in an unstructured or chaotic way. I’m not annoyed by the mistakes of others. I’m not always interested in problems in the world. I stand up for my principles. I sometimes feel insecure. I do not feel depressed. I usually don’t wait for others to address me. Even with unimportant things, I need to think before I act. Others don’t just act nice when it benefits them. Others never think I’m selfish? If others find it difficult to decide, they don’t ask me for advice. I sometimes achieve what I want. Sometimes I am so restless that I cannot sit still. I tend to control things a lot. I find that many others are different. I’m very interested in what others think of me. Others never ask me for help. I’m not a fast worker. I sometimes feel desperate. I don’t like working in a group. When I’m taken away from my daily routine, it bothers me. Most people are reliable. I treat others with respect. I have a lot of influence on others. Until now, I’ve never succeeded in what I wanted to do. I regularly have the feeling that everything fails. I don’t mind having many people around me. I sometimes keep my promises. I don’t distrust others if they are very friendly. I take criticism seriously. I often tell others what to do. If I could live my life over again, I would do it differently. I often worry. I make new friends easily. I sometimes like to arrange everything meticulously in advance. When I do something for someone else, I often get a lot of appreciation for it. I am interested in other people’s problems. I think teaching is something that suits me. When I wake up, I usually look forward to the day. Sometimes I hate myself. In company, I don’t often have something to talk about. I don’t like to interrupt a task I’m working on. I do not find others superficial. There are few others I cannot learn from. I have no natural superiority over others. I can do little work in a short time. I sometimes feel listless and tired. In a group, I prefer to keep to myself. I need to know where I stand a long time in advance. Others might talk about me. I don’t think only of myself. I like to make decisions for others. I can take a good joke. I sometimes feel sad. I don’t find it difficult to stand up for myself. I work very accurately. I find that others are never rude. I find it pointless to make efforts to improve society. I like to direct others. When I want to achieve something, I usually persevere. Life is sometimes difficult for me. It’s not only with others I know well that I feel comfortable. At home, I don’t want everything to be in a fixed place. I think you can trust most people. I empathize with others. I like to talk about important problems. I mainly enjoy doing my work. I worry more and more. I am sometimes social. I arrange my work precisely. I find that others never interfere with me. I often look up to others. I am assertive (I can stand up for myself well). I can solve problems myself. I sometimes have the feeling that I am a burden to others. I have a strong need for contact with others. It’s sometimes hard for me to deviate from a plan. I am never disappointed by what others achieve in practice. I prefer to make plans together. I can make a decision about even the most difficult things. I can’t work well in a stressful situation. When I’m under stress, it doesn’t feel like my throat is being squeezed. I find it difficult to make contact with others. I am not very careless. I am not often in a bad mood. I take others into account. I am not easily persuaded by the opinions of others. There are many things I am good at. Many things go differently than I would like them to. When others look at me, I don’t get shy. I don’t like to stay with old familiar habits. I trust others even if I don’t know them well yet. I prefer to go on holiday together. I like giving orders. I have little self-confidence. I often feel powerless. I feel comfortable in a group of strangers. I don’t often do things in a fixed order. I never dislike others. I am very interested in others. I stand up for my opinion when necessary. I am not often cheerful.

Subject to the exceptions in or under the Copyright of 1912, no part of this text may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior written permission of myself © 2022, Martin Brandsma